juli 4, 2024

Groenhuis

Groenhuis is de toonaangevende aanbieder van kwalitatief Nederlands nieuws in het Engels voor een internationaal publiek.

CO2-prijsstelling en -verplaatsing: bewijs van de Nederlandse industrie Dutch

Koolstofbeprijzing is een kosteneffectief instrument om de emissiereductiedoelstellingen te halen. De invoering van een forse belasting op industriële koolstofemissies zal een belangrijk onderdeel vormen van het toekomstige klimaatbeleid. Belastingtariefplannen van € 100 of € 200 per ton CO2Het is niet ongebruikelijk dat de CO2-uitstoot in 2030 boven het EU-emissiehandelssysteem (EU ETS) ligt. De implementatie van een nationale CO2-belasting is echter politiek moeilijk gebleken (Stiglitz 2019, Dolphin et al. 2020). Een belangrijk punt van zorg is dat een dergelijke belasting de binnenlandse industriële activiteiten zou kunnen beïnvloeden. Een ander punt van zorg is koolstoflekkage – dat wil zeggen dat de vermindering van de binnenlandse emissies (tot op zekere hoogte) kan worden gecompenseerd door een grotere koolstofemissie in het buitenland.

In een recente studie (Polon et al. 2021) meten we beide effecten met behulp van het berekenbare algemene evenwichtsmodel (CGE) Worldscan, dat de resultaten van de wereldhandel op een relatief veelomvattend sectorniveau dekt. Meer specifiek simuleren we de impact van vier beleidsscenario’s met de nationale CO2-belasting 100 / tCO2e of 200 / tCO2In 2030 worden de belastingopbrengsten in één keer terugbetaald aan huishoudens of gebruikt als gerichte subsidie ​​om de CO2-uitstoot in de Nederlandse industrie te verminderen. In het laatste geval worden de extra kosten van de CO2-belasting gedeeltelijk gecompenseerd, waardoor kostenoverschrijdingen en productieverliezen voor industriële ondernemingen worden verminderd. We evalueren de sterkte van de effecten voor een aantal modelparameters, waaronder handelsflexibiliteit, reductiekosten en EU ETS-prijzen.

Goedkope manier om de binnenlandse koolstofemissies te verminderen

Tabel 1 toont de milieueffecten van 100 / tCO2E-koolstofbelasting.1 De CO2-uitstoot van de Nederlandse industrie wordt met zo’n 40% verminderd. Dat wil zeggen, regel 58 leidt tot een vermindering van de industriële emissies van de metrische tempel2e is 21 Mt CO2e in 2018 in 2030, dat is een reductie van 40% (36 Mt CO) in vergelijking met het belastingvrije geval2e). Deze significante emissiereductie weerspiegelt het feit dat industriële bedrijven aanzienlijke mogelijkheden hebben om emissies te verminderen tegen relatief lage kosten.2 Bovendien neemt het reductietempo van de CO2-uitstoot verder toe als belastinginkomsten terugvloeien naar de industrie in de vorm van gerichte subsidies voor emissiereductie. Emissiereductie-effecten zijn in lijn met recente empirische resultaten in het EU ETS (Dechezleprêtre et al. 2018).

READ  Royal Dutch bestaat niet meer - Shell verandert officieel van naam | Mighty 790 KFGO

tafel 1 Reductie van CO2-uitstoot door 100 / tCO2CO2-belasting voor Nederlandse industrie, vergeleken met belastingvrije zaak, in 2030 (%)

Opmerkingen:: * Compoundeffect door de functionele rol van relatief koolstofintensieve subeenheden in de industrie te verminderen. ** Effect van vermindering van het operationele aandeel van de industrie als geheel.

Productieverliezen voor de industrie zijn bescheiden

A 100 / tCO2De e-carbon belasting heeft alleen normale economische gevolgen. Het productieverlies voor de Nederlandse industrie is 2-3% (zie tabel 2).3 Dit resultaat wordt gedreven door het feit dat energiekosten slechts een relatief klein deel van de totale inputkosten vormen en de reductiecurve sterk geconcentreerd is (d.w.z. koolstofemissies en relatief goedkope reductieopties kunnen grote emissies verminderen. Opslag). In termen van chemicaliën en basismetalen zijn de productiesectoren twee keer zo groot als andere industrieën, omdat deze sectoren koolstofintensiever zijn en gevoeliger voor internationale concurrentie. Eerdere empirische studies hebben geen of zeer concurrerende effecten van koolstofprijzen gevonden (Dechezleprêtre en Sato 2017, Verde 2020).

tafel 2 Productieverlies door verlies 100 / tCO2CO2-belasting voor Nederlandse industrie, vergeleken met belastingvrije zaak, in 2030 (%)

Koolstoflekkage is een potentieel probleem

Ondanks het beperkte productieverlies voor de Nederlandse industrie zien we in het buitenland nog steeds een forse CO2-uitstoot (zie tabel 3). Tegen het CO2-tarief / 100 / tCO2e, het lekkagepercentage geeft aan dat 61% van de emissiereductie die in eigen land wordt bereikt, wordt gecompenseerd door een toename van de koolstofemissies elders. Het lekeffect is relatief groot omdat het productieverlies vooral gebonden is aan niet-Europese landen of het ontbreken van milde emissieplafonds zoals China en India. Koolstoflekkage zal voor deze landen aanzienlijk zijn vanwege verschillen in de koolstofintensiteit van industriële activiteiten en de extra vraag naar fossiele energie.4 Desalniettemin kan koolstoflekkage met een derde worden verminderd wanneer belastinginkomsten worden gebruikt als gerichte subsidie ​​om emissies te verminderen. Gevoeligheidsanalyses, die verschillende handelsflexibiliteit, reductiekosten en EU ETS-prijzen omvatten, bevestigen dat de Nederlandse industrie een beperkt patroon van productieverlies heeft en aanzienlijke koolstoflekkage in het buitenland. Over het algemeen zijn onze resultaten iets groter dan recente empirische schattingen voor de EU (Verde 2020), hoewel ze dicht in de buurt komen van eerdere schattingen van handelsmodellen, rekening houdend met de effecten van aanzienlijke koolstofprijsschokken (Branger en Quirion 2014, Carbone en Rivers 2017).

READ  De Nederlandse Songfestival-act wordt onderzocht en zal na het 'incident' niet repeteren

tafel 3 Koolstoflekkage door 100 / tCO2De CO2-heffing voor de Nederlandse industrie hangt samen met de belastingvrije rechtszaak, in 2030

OpmerkingGedefinieerd als: * (Toename CO2-uitstoot buiten Nederland / Reductie CO2-uitstoot in Nederland) × 100%.

Laatste tips

De CO2-belasting die in de Nederlandse casus wordt geanalyseerd, is aanzienlijk (€ 100 en 200 / tCO2e) Bovendien draagt ​​onze analyse bij aan een beter begrip van de impact van geïntensiveerd klimaatbeleid over de hele wereld. Met name de aanscherping van het EU-ETS, zoals gepland door de Europese Groene Overeenkomst, zou de koolstofprijzen kunnen opdrijven, bijvoorbeeld met 100 CO per ton CO2e. Onze studie suggereert dat gerichte subsidies voor vermindering van de CO2-uitstoot ook in het Europese geval de lekkagegraad zullen helpen verminderen. Toekomstige missies van andere maatregelen ter bestrijding van lekkage, zoals belastingmechanismen aan de grens, zijn nodig om de efficiëntie van instrumenten voor koolstofbeprijzing te verbeteren.

Opmerkingen:

Polon, J, D Freeman en R Dealings (2018), “Handelsoorlogen: de economische implicaties van Amerikaanse tariefverhogingen en vergeldingsmaatregelen – een internationaal perspectief”, Achtergronddocument CBP, 19 november.

Polon, J, D Freeman en R Dealings (2020), “Handelsbeleidsanalyse met zwaartekrachtmodel”, Achtergronddocument CBP, 17 juli.

Pollen, J, A Dylan, S. Hookendurn en A Drinks (2021), “CO2-leiding en verplaatsing en”, Achtergronddocument CBP, 23 november.

Brander, F., & P. ​​Kurian (2014), “Zal Boundary Carbon Adjustment koolstoflekkage en concurrentieverlies in de zware industrie voorkomen? Inzichten uit de meta-analyse van recente economische studies”, Milieu-economie 99: 29-39.

Carbon, JC en N. Rivers (2017), “Impacts of Unilateraal klimaatbeleid op concurrentievermogen: bewijs van berekende algemene evenwichtsmodellen”, Studie van milieu-economie en -beleid 11 (1): 24-42.

Dechezleprêtre, A, D Nachtigall en F Venmans (2018), “The Joint Impact of the European Union Emissions Trade Organization on Carbon Emission and Economic Performance”, OESO-werkblad.

Dechezleprêtre, A en M Sato (2017), “Impacts of Environmental Regulations on Competitiveness”, Studie van milieu-economie en -beleid 11 (2): 183-206.

Dolphin, G., M.G. Polit en D.M. Newberry (2020), “De politieke economie van koolstofprijs: een groepsanalyse”, Oxford economische documenten 72 (2): 472-500.

READ  De Halloween-welp werd geboren in de Nederlandse dierentuin van de neushoorn

Stiglitz, JE (2019), “Klimaatverandering aanpakken door middel van prijs- en niet-prijsinterventies”, Europese Economische Review 119: 594-612.

Verde, SF (2020), “Impact of the EU Trade Organization on Competition and Carbon Leaks: Environmental Measurement Evidence”, Tijdschrift voor Economische Studies 34 (2): 320-343.

Laatste opmerkingen:

De economische en milieu-effecten van de 1/200 / tCO2e CO2-belasting zijn opgenomen door Polon et al. (2020).

We hebben de mogelijkheden en kosten van deze CO2-reductietechnieken beoordeeld door de meest recente literatuur over emissiereductietechnologieën in de Nederlandse industrie te bekijken.

De marktprijs voor de industrie als geheel stijgt met 0,4%, omdat industriële bedrijven de meerkosten van de CO2-heffing niet volledig kunnen doorberekenen aan hun klanten. Hierdoor verliest de Nederlandse industrie marktaandeel in de wereldproductie, wat zich uit in een daling van de export (-2,4%). De mate waarin de export reageert op prijsveranderingen hangt af van de flexibiliteit van prijsverandering – Armington-flexibiliteit – die volgens de laatste empirische schattingen ongeveer 6 is in de industrie als geheel (Polon et al. 2018, 2020). Dus de exportdaling (d.w.z. productieverlies) is gelijk aan 6 (Armington-elasticiteit) maal 0,4 (stijging van de marktprijs).

Door de CO2-heffing voor de Nederlandse industrie zal de export van CO2-intensieve producten naar andere Europese landen afnemen. Daarna moeten deze landen hun eigen industriële productie verhogen en de export verminderen om aan de binnenlandse vraag te voldoen. Als reactie daarop verhogen ook niet-Europese landen zoals China en India de industriële productie om de consumptie op peil te houden. China en India hebben echter nog geen emissieplafonds voor obligaties en de koolstofintensiteit van industriële activiteit is gemiddeld 2,5 keer hoger dan in Europa. Daarnaast zal extra productie van industriële materialen leiden tot een hogere vraag naar elektriciteit, die vaak wordt opgewekt door het gebruik van fossiele energie. Als gevolg hiervan is de CO2-uitstoot van niet-Europese landen zoals China en India vijf keer hoger dan in Europa. Ten slotte draagt ​​de overproductie in deze landen ook bij aan de groei van het BBP, wat weer leidt tot extra transport (veelal op basis van fossiele brandstoffen) en vraag naar diensten.