De Nederlandse industriële productie bleef in maart dalen

De Nederlandse industriële productie daalde in maart met zes procent ten opzichte van een jaar eerder, aldus het CBS. De productie daalde ook acht maanden geleden als gevolg van lagere orders en zwakkere activiteit.

Driekwart van de industriële ondernemingen produceerde in maart minder dan een jaar eerder. Van de acht belangrijkste bedrijfstakken vertoonden de machinereparatie en -installaties een aanzienlijke productiedaling, gevolgd door de sector transportmiddelen. De chemische industrie was de enige met een kleine productiestijging.

Het CBS meldde eerder dat producenten in april minder pessimistisch waren dan in maart. Fabrikanten waren vooral positiever over de verwachte bedrijvigheid en minder pessimistisch over hun orderportefeuille. In Duitsland, een belangrijke afzetmarkt voor de Nederlandse industrie, was het producentenvertrouwen in april negatiever dan in maart.

Nevi, de Nederlandse Vereniging voor Inkoopmanagers, meldde eerder deze maand dat de Nederlandse industrie zich sneller herstelt dan omringende landen in de eurozone, zoals Duitsland.

Uit gegevens van Nevi blijkt dat de productie, het aantal nieuwe orders en de werkgelegenheid in april zijn toegenomen. De stijging van het aantal nieuwe orders bij Nederlandse maakbedrijven was de grootste in twee jaar.

Het Duitse statistiekbureau Testatis zei woensdag dat de productie in de Duitse industriële sector 3,3 procent daalde ten opzichte van een jaar eerder. De productie daalde maand-op-maand met 0,4 procent, na een stijging in januari en februari.

Economen hadden al een maandelijkse productiedaling van 0,7 procent voorspeld. De daling laat zien dat de Duitse industrie nog lang geen duidelijk herstel kent, zegt ING-econoom Carsten Breschi.