Oeigoerse dwangarbeid: Senaatscommissie breidt onderzoek uit naar Chinese BMW-onderdelen

De voorzitter van de Amerikaanse Senaatscommissie voor Financiën heeft het onderzoek naar BMW uitgebreid nadat bleek dat de autofabrikant auto’s in Amerika importeerde die verboden Chinese onderdelen bevatten.

In een brief aan BMW North America vroeg senator Ron Wyden of het bedrijf was gestopt met het importeren van onderdelen die ervan verdacht werden gemaakt te zijn door mensen uit de Chinese Oeigoerse minderheid onder dwangarbeidsomstandigheden.

De BMW Group reageerde niet onmiddellijk op een verzoek om commentaar.

Vorige maand zei BMW dat het “stappen had ondernomen om te stoppen met het importeren van de getroffen producten.”

Dit kwam nadat uit een twee jaar durend onderzoek door de staf van senator Wyden bleek dat minstens 8.000 BMW Mini Coopers met verboden onderdelen in de Verenigde Staten waren geïmporteerd.

Uit het rapport bleek dat de auto’s onderdelen bevatten die waren gemaakt door het Chinese bedrijf Sichuan Jingweida Technology Group (JWD).

“Is BMW er zeker van dat het momenteel geen voertuigen importeert die onderdelen bevatten die door JWD zijn geproduceerd?”, aldus de brief van senator Wyden, waarin hij om antwoorden vraagt ​​vóór 21 juni.

Andere autofabrikanten die in het rapport worden genoemd, zijn onder meer Jaguar Land Rover en Volkswagen.

Het Amerikaanse Congres heeft in 2021 de Uyghur Forced Labour Prevention Act (UFLPA) in wet aangenomen.

De wetgeving heeft tot doel de import van goederen uit de noordwestelijke Chinese regio Xinjiang, waar de meeste Oeigoeren wonen, te voorkomen.

JWD werd in december 2023 toegevoegd aan de entiteitenlijst van de UFLPA, wat betekent dat de producten vermoedelijk met behulp van dwangarbeid worden vervaardigd.

China heeft de afgelopen jaren te maken gekregen met beschuldigingen dat het de afgelopen jaren meer dan een miljoen Oeigoeren in Xinjiang tegen hun wil heeft vastgehouden.

Peking heeft alle beschuldigingen van mensenrechtenschendingen in Xinjiang afgewezen.

Het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken hekelde de UFLPA en zei dat deze “het voortbestaan ​​en de arbeidsrechten van mensen in Xinjiang schaadt”.