mei 21, 2024

Groenhuis

Groenhuis is de toonaangevende aanbieder van kwalitatief Nederlands nieuws in het Engels voor een internationaal publiek.

Een selectie van juridische kwesties – EJIL: Talk!

Uglješa Grušić Onrechtmatige daden in de buitenlandse betrekkingen van Groot-Brittannië Een indrukwekkend werk dat de relevantie van het internationaal privaatrecht bespreekt voor claims wegens onrechtmatige daad die voortkomen uit de externe uitoefening van de Britse uitvoerende macht. Omdat ik geen expertise heb op het gebied van het Britse of Engelse recht, zal ik gebruik maken van het werk van Uglješa. Vergelijkend recht Perspectief. In het bijzonder zal ik opmerken hoe de Nederlandse rechtbanken het publieke gezag van de Nederlandse regering ter verantwoording hebben geroepen voor haar externe uitoefening, met name op militair gebied. Thematisch zal ik mij concentreren op de rechtskeuzekwesties die Uklesa behandelt in het centrale deel III van zijn boek.

Het belangrijkste argument van Uglješa over de rechtskeuze is dat de strikte aansprakelijkheid van de overheid voor de externe uitoefening van openbaar gezag niet mag afhangen van de inhoud van het buitenlandse privaatrecht, maar van het binnenlandse recht (zelfs als dat een rol speelt voor buitenlands recht). 1,33). Hij betreurt het dat Engelse rechtbanken in de rechtspraktijk de neiging hebben buitenlands recht toe te passen lex loci delicti (Paragraaf 7.54). Volgens Uglješa is dit verkeerd omdat de regels voor de keuze van het recht die het gedrag van de overheid bepalen bij de uitoefening van bevoegdheden die onder de Britse wet zijn verleend, anders moeten worden toegepast op cijfers over tuinvariëteiten (paragraaf 11.14).

En in Nederland is de toepassing van rechtskeuzebepalingen niet vanzelfsprekend. De eerste rechtszaken neigden vaak naar de toepassing van buitenlands recht. Momenteel bestaat er echter consensus dat het Nederlandse recht in beginsel Sap-imperium, regelt de verantwoordelijkheid van de staat bij de uitoefening van zijn macht in het buitenland. In dit bericht bespreek ik punten uit gerelateerde rechtszaken met betrekking tot Nederlandse militaire operaties in Bosnië, Irak en Nederlands-Indië.

Buitenlands recht als toepasselijk recht

Aanvankelijk waren de Nederlandse rechtbanken van mening dat het openbaar gezag beheerst werd door de strikte verantwoordelijkheden van de overheid voor de externe uitoefening ervan. Buitenlands recht. Dus, binnen Nuhanovic Zaak (1995) had betrekking op de verdrijving van een lokale Bosnische vertaler door een Nederlandse vredesmacht van een touchpad-compound nabij Srebrenica, leidend tot zijn dood door toedoen van een Bosnisch-Servische militie. Gerechtshof Den Haag (2011) stellen dat het niet-criminele gedrag van Dutchbat moet worden getoetst in het licht van het nationale Bosnische recht (paragraaf 6.3). De rechtbank heeft het gedrag van Dachupat beoordeeld in het licht van de Bosnische Code of Obligations (rov. 6.20). Het is verrassend dat de rechtbank dit argument niet naar voren heeft gebracht Waarom Het Bosnische recht is van toepassing. In plaats daarvan constateerde de rechtbank simpelweg dat partijen op dit punt geen geschil bestonden, dat wil zeggen dat zij het erover eens waren dat het Bosnische recht van toepassing was op basis van het Nederlandse internationaal privaatrecht (rov. 6.3).

READ  Manchester United voor Newcastle, AC Milan in race voor Nederlands-Nigeriaanse spits

En latere jurisprudentie toont een dergelijk respect voor partijautonomie, en een onwil om er een te handhaven proprio motu Onderzoek naar toepasselijk recht. In JalutBijvoorbeeld de Rechtbank Den Haag (2019) constateerden dat de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van de Nederlandse staat voor de dood van een Iraakse man die was neergeschoten in het kader van de inzet van Nederlandse troepen in Irak, werd beheerst door Nederlands recht omdat de partijen daarmee hadden ingestemd. punt (par. 4.1).

Nederlands recht als toepasselijk recht

Terwijl binnen NuhanovicHet Haagse Hof oordeelde dat buitenlands recht van toepassing is op de onrechtmatige aansprakelijkheid van de overheid voor haar extraterritoriale uitoefening van openbaar gezag. Moeders van SrebrenicaRechtbank Den Haag (2014) overwogen Nederlands recht van toepassing zou zijn – uiteraard als reactie op de bewering van de staat Algemeen internationaal recht toegepast. Ik heb hier uitgebreid commentaar op gegeven Nederlands Internationaal Recht Review in 2014, maar in wezen komt het betoog van het Hof overeen met dat van Uglješa: Nederlands recht is van toepassing op grond van het feit dat het illegale handelen van de staat betrekking heeft op de uitoefening van zijn publieke macht (rov. 4.167). Deze regel is sinds 2012 vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (art. 10:159), maar werd volgens de rechtbank al vóór 2012 gebruikt als ongeschreven privaatrecht (rov. 4.169) – hoewel de rechtbank daar feitelijk niet in heeft voorzien bewijs dat de regel vóór 2012 bestond. Toen bij de rechtbank Moeders van Srebrenica De rechtszaak heeft de beslissing van de rechtbank niet betwist.

Het Nederlandse recht is ook toegepast in een enigszins merkwaardige reeks Indonesische zaken betreffende de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van de Nederlandse staat voor onrechtmatige daden begaan in de context van Nederlandse ‘politieoperaties’ tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Wereldoorlog Wat de rechtskeuze betreft, zijn deze zaken van belang vanwege de omvang van deze incidenten (Bijvoorbeeldexecuties) vonden formeel plaats op het grondgebied van Nederland (Nederlands-Indië) en vormden dus geen ‘externe uitoefening van openbaar gezag’. Niettemin paste Nederland op Oost-Indië een apart systeem van ‘koloniaal’ recht toe. Rechtbank Den Haag In het baanbrekende Ragavede Oordeel (2011), deze ‘Nederlands-Indische’ (Nederland-Ind) De wet zou in principe aldus van toepassing moeten zijn lex loci delicti (Paragraaf 4.4). Dit komt overeen met de benadering van het Hof van Beroep ten aanzien van de rechtskeuze Nuhanovic hetzelfde jaar. Omdat Nederlands-Indië echter geen rechtspersoon was, weigerde de rechtbank uiteindelijk het Nederlands-Indische recht toe te passen (hoewel een dergelijke toepassing technisch gezien, in termen van interim-recht, mogelijk had kunnen zijn). In plaats daarvan paste het het Nederlandse onrechtmatige daadrecht toe op de grond dat executies werden uitgevoerd door Nederlandse soldaten in het kader van het Nederlandse koloniale bewind op grondgebied dat deel uitmaakte van Nederland (par. 4.4). Deze rechtvaardiging bevat het argument van Uglješa dat de strikte aansprakelijkheid van de overheid voor de externe uitoefening van publieke macht moet afhangen van het nationale recht.

READ  Nederland gaat toekomstige aanvalsonderzeeërs selecteren

Relevantie van de internationale mensenrechtenwetgeving

Hoewel het Nederlandse recht formeel wordt toegepast in onrechtmatige daadzaken waarbij de Nederlandse externe jurisdictie wordt uitgeoefend, is er vanuit inhoudelijk perspectief Internationale mensenrechtenwetgeving kan doorslaggevend zijn. In feite is de hoge Raad Binnen Moeders van Srebrenica (2019) omdat de uit het EVRM en het IVBPR afgeleide normen inherent zijn aan het Nederlandse recht, moet de schending ervan worden geacht in strijd te zijn met de algemene zorgvuldigheidsnorm zoals vastgelegd in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (rov. 4.2). .2). Relevante toetsingsnormen zijn onder meer de normen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in zijn jurisprudentie heeft vastgelegd. Dus, binnen Moeders van SrebrenicaDe Hoge Raad verwees naar het arrest van het EHRM Finogenov et al. tegen RuslandBij het toepassen van positieve verplichtingen op grond van de artikelen 2 en 3 EHRM ‘moet er rekening mee worden gehouden dat het touchpad in oorlogssituaties functioneert, operationele keuzes moeten worden gemaakt op basis van prioriteiten en beschikbare middelen, en dat menselijk gedrag onvoorspelbaar is’ (paragraaf 4.4). .2, zie Istrefi voor een kritiek op de toetsing van positieve verplichtingen door het Hooggerechtshof). In het licht van uitdagende operationele omstandigheden mag deze roep om een ​​beoordeling van de omstandigheden niet worden samengevoegd met een roep om rechterlijke controle.hoge Raad, Nuhanovic, par. 3.18.3).

En de Rechtbank Den Haag Binnen Jalut Het stelde dat de Nederlandse wet moet worden geïnterpreteerd in het licht van de substantiële bescherming die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens biedt. Formeel was dit gerechtvaardigd op grond van het feit dat het EHRM eerder had geoordeeld dat de Nederlandse Staat jurisdictie uitoefende in de zin van artikel 1 EVRM rond het controlepunt waar de man werd neergeschoten (rov. 4.1, waarin Jalut versus Nederland2014 – Marko Milanovic gaf commentaar op dit arrest van het EHRM EJIL: Toespraak!) die verschilt van de aanpak hoge Raad Binnen Moeders van SrebrenicaOp grond van de Nederlandse jurisdictie over het gebied Nee Voorwaarde voor toepassing van het EVRM is dat de EVRM-normen hoe dan ook onderdeel zijn van het Nederlandse recht (rov. 38.7).

READ  Nederlandse fabrikant van elektrische auto's op zonne-energie Lightyear stopt met de productie van Lightyear 0 om zich te concentreren op Lightyear 2

Slotopmerkingen

Met betrekking tot de rechtskeuze kunnen we concluderen dat de Nederlandse rechtspraktijk consistent is met het normatieve argument van Uglješa, namelijk dat het nationale recht de verantwoordelijkheid van de overheid voor de externe uitoefening van openbaar gezag beheerst (of zou moeten beheersen). Projectie van militaire macht in het buitenland. Een rechtskeuzeregel die voorrang geeft aan binnenlands recht boven buitenlands recht verdient procedureel de voorkeur, omdat buitenlandse onrechtmatige daden bij de uitoefening van overheidsmacht, in tegenstelling tot onrechtmatige daden in de tuin, inherent verbonden zijn met de uitoefening van de soevereiniteit van de staat en daarom een ​​constitutionele kwestie zijn. zie ook in deze zin Uglješa, par. 5.76).

De formele toepasbaarheid van het Nederlandse onrechtmatige daadrecht mag echter niet worden overschat. Een daaraan gerelateerd misdrijf kan kwalificeren als een internationale schending van de mensenrechten (Bijvoorbeeld, de schending van het recht op leven of het verbod op foltering) wordt voor de Nederlandse rechter de inhoud van de beschermingsplicht in het onrechtmatige daadrecht sterk beïnvloed door het internationale en vooral Europese mensenrechtenrecht. Deze openheid voor het internationaal recht is niet verrassend, aangezien de zorgplicht onder het Nederlandse onrechtmatige daadrecht een opmerkelijk vage plicht met een open einde is, die in concrete gevallen normatieve specificatie vereist. In de specifieke context van de externe uitoefening van openbaar gezag die leidt tot mensenrechtenschendingen volgt een dergelijke specificatie logischerwijs uit het internationale mensenrechtenrecht.

Printvriendelijk, PDF en e-mail